“Goedenavond, clubhuis A.S.C. met Toon*”.
“Ja ook goedenavond, u spreekt met Jansen* de wedstrijdsecretaris van RKOVC*, wij zouden graag met ons eerste een oefenwedstrijd willen spelen tegen uw eerste, zou dat kunnen?”
“Nou mijnheer Jansen, dat lijkt me een prima idee, alleen regel ik dat niet, dan moet u Maarten* hebben. Ik zal eens even kijken of hij er is”.
Even later: “Ehhhhh, excuses, maar Maarten is een weekje op wintersport en Lodewijk* doet nu de wedstrijden, maar hij is vanavond tennissen. Weet u wat, mijnheer Jansen, ik leg wel een briefje voor hem neer op de bar, want hij komt aankomende week vast nog wel een keertje op de club. Het komt allemaal goed, u hoort van ons, mijnheer Jansen, goedenavond!”
“Ja, bedankt Toon en tot horens”.
Maandagochtend vroeg treffen we een zuchtende schoonmaker aan in het clubhuis van A.S.C.: “Wat hebben ze er weer een troep van gemaakt dit weekend. Laat ik maar eens beginnen om die papierrommel die op de bar ligt, weg te gooien……”
- Uiteraard betreft het hier gefingeerde namen