“Den nacht van 30 op 31 Mei jl. bracht de achttienjarige H.P.A.T., bakkersknecht te Leiden, wakende door. Dat gebeurt met een bakker wel meer vanwege zijn nachtarbeid; maar deze bakker was naar zijn eigen zeggen wakker, omdat hij geen werk had. Dit was hij kwijt geraakt door een geschil over teveel werkuren met zijn patroon; hij had zijn vader nog niet op de hoogte gebracht van de stand zijnerzaken en daarom ging hij dien nacht maar aan den wandel.
Op die nachtelijke wandeling kwam hij bij het gebouwtje der voetbalclub “Ajax”, onder Oegstgeest. Hij had bepaald ergens trek in, klom onder die gevoelens door het raam, dronk een half fleschje sherry, dat hij vond, uit en stak een tweeling-fleschje in zijn binnenzak.
Des ochtends van den 31sten Mei trof de gemeente-veldwachter D. de K. beklaagde, die nu wegens diefstal terechtstond, beschonken aan. Dat kwam, zei beklaagde, van dat eene halve fleschje, want het andere stak nog gevuld in zijn zak, en bier van “Ajax” had hij niet gedronken, al werd dit dan ook vermist.
Veertien dagen gevangenisstraf vroeg het O.M.
Dat vond beklaagde wel wat zwaar; het was immers de eerste keer, dat hij zoo iets had gedaan”.
Moraal van dit verhaal: “Wie z’n billen brandt, moet op de blaren zitten!”